De van buiten-naar-binnen-benadering die voor deze studie is gehanteerd, bevestigt qua thematiek in grote lijnen het bestaande dreigingsbeeld, zoals dat naar voren komt in het Nationaal Dreigingsbeeld (NDB) van de Nederlandse politie en in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) van de NCTV. Wat de verbondenheid van Nederland met andere regio’s betreft, tekenen zich echter conclusies af die nieuw zijn ten opzichte van analyses die vertrekken vanuit het veiligheidsbeeld in Nederland. Denk aan de integraliteit van politiegerelateerde veiligheid binnen Europa en het belang van de MENA-regio en Afrika voor de veiligheidsontwikkelingen in Nederland. Ook biedt een analyse als deze meer inzicht en begrip van de belangen en dreigingen van potentiële partnerlanden. Aan de andere kant worden zaken gemist die een op het nationale veiligheidsbeeld gerichte analyse wel opmerkt.

Wat nu moet de Nederlandse politie weten van de wereld voordat zij haar internationale samenwerkingsagenda kan vormgeven en hoe verhouden zich de verschillende analyses tot elkaar? De Nederlandse politie moet weten wat haar prioriteiten zijn. En deze moeten evidence based en bij voorkeur in samenhang met andere overheidsdiensten worden gekozen. Een analyse als het NDB is vormgegeven langs thematische lijnen, maar verdient een versteviging van zijn internationale component. Een periodiek van-buiten-naar–binnen beeld kan daar iets aan toevoegen. Het zicht op de intensiteit van criminele relaties dat ontstaat uit opsporingsindicatoren zoals rechtshulpverzoeken, geregistreerde verdachten en slachtoffers en verdachte transacties is, zolang gevoed door goede registraties, een belangrijke managementtool, die zicht biedt op de internationale werkdruk, gegeven de gekozen prioriteiten. Een intelligencemodel dat het nationale en internationale perspectief en een thematisch en geografisch geordend analysekader met elkaar combineert, verdient de voorkeur. Waarbij uiteraard overlappingen moeten worden voorkomen, door het intelligencemodel goed af te stemmen met internationale partners en met andere Nederlandse veiligheidsactoren.

In dit rapport zijn de resultaten gepubliceerd van een eerste verkenning van de vraag welke internationale ontwikkelingen als relevant kunnen worden beschouwd voor de Nederlandse politie. Voor deze verkenning is gebruik gemaakt van een afgebakende set bronnen. Uiteraard wint de analyse aan diepgang en volledigheid bij gebruik van meerdere bronnen. Verschillende aspecten van de voor deze studie ontwikkelde onderzoeksmethodiek lenen zich voor nadere verdieping, afhankelijk van het intelligencemodel waar men voor kiest. Zo kan op grond van indicatoren die verbonden zijn aan de in dit rapport geformuleerde hypothesen over de relaties tussen externe en interne veiligheidsfenomenen, gericht op zoek worden gegaan naar criminaliteitsrelaties die zich nu nog buiten het blikveld van de opsporingsautoriteiten bevinden.

Aanbevelingen voor verder onderzoek:

In dit onderzoek is geconstateerd dat er weinig tot geen empirisch onderzoek is verricht naar factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van georganiseerde criminaliteit en naar de relatie tussen internationale (veiligheids-)ontwikkelingen en nationale, aan het politiewerk gerelateerde, veiligheid. Dieptestudies op deelthema’s, bijvoorbeeld op de internationale veiligheidsthema’s die de politie gaat prioriteren, zouden in deze lacune kunnen voorzien.

Meer direct verbonden aan de internationale samenwerkingsagenda van de politie, verdient het aanbeveling de rol van het eigen land te beschouwen in de internationale veiligheidscontext, bijvoorbeeld door te kijken naar de positie van Nederland in veiligheids- en criminaliteitsonderzoeken van andere landen. Een dergelijk onderzoek zal enerzijds resulteren in beter in kaart gebrachte belangen van partners met wie de Nederlandse politie wenst samen te werken, maar draagt ook bij aan meer inzicht in het eigen nationale criminaliteitsbeeld.