Onderzoeksuitkomsten volgen gedeeltelijk uit de gekozen methoden en het onderzoeksontwerp. Transparantie over de gebruikte methoden en keuzes is daarom van cruciaal belang. Bovendien wordt in deze studie een toekomstverkenning gedaan waarbij inherente onzekerheid een grote rol speelt. Juist dan is een methodologische verantwoording van belang.
Met het oog op deze opmerkingen bestaat deze bijlage uit vijf delen. De bijlage start met een beschrijving van doelstelling en vragen (1). Vervolgens worden deelvragen geformuleerd (2). Daarna volgt het onderzoeksontwerp (3). Na het onderzoeksontwerp volgt een drietal specifieke methoden. Ten slotte volgt een verantwoording van de bronnenkeuze.
Doelstelling van dit onderzoek is verkennen welke regio’s en internationale ontwikkelingen relevant zijn voor de internationale samenwerking door de Nederlandse politie. Ter ondersteuning van het keuzeproces dat ten grondslag ligt aan de inzet van het instrumentarium voor internationale samenwerking dat de Nederlandse politie ter beschikking staat, is dit onderzoek een aanvulling op de interne politierapportage ‘Criminele Relaties tussen Nederland en andere landen’ en op verschillende evaluaties van de huidige inzet van delen van het IPS-instrumentarium.
Meer concreet onderscheidt deze studie drie subdoelen: 1) het in kaart brengen van politiegerelateerde (externe) veiligheidstrends in de wereld; 2) een betrouwbare inschatting van de mogelijke effecten van veiligheidstrends op Nederland; 3) exploreren welke ontwikkelingen zich aftekenen ten aanzien van de typen actoren met wie de politie internationale samenwerking kan aangaan. Op basis van deze doelen staat de volgende vraag centraal:
Welke ontwikkelingen op het terrein van externe veiligheid zijn te relateren aan de Nederlandse politietaken en hebben in de komende vijf jaar relevantie voor de inzet van de instrumenten van internationale politiesamenwerking die de Nederlandse politie tot haar beschikking heeft?
Dit onderzoek is opgebouwd aan de hand van drie deelvragen. In de eerste deelvraag staan de belangen van Nederland centraal: welke veiligheidsproblemen hebben prioriteit en op welke manier wordt richting gegeven aan de internationale agenda van de Nederlandse politie? In de tweede deelvraag wordt het accent verschoven naar het politiegerelateerde veiligheidsbeeld in wereldregio’s en een mapping van de actoren die bij de aanpak van voor Nederland relevante veiligheidskwesties betrokken zijn. In de derde en laatste deelvraag worden de analyses samengenomen en beschreven welke regio’s, trends en welke typen actoren bijzonder belang hebben voor Nederland.
Het onderzoeksontwerp is gemodelleerd op de methode van ‘structured focussed comparison’. SFC is een politicologische methode die vergelijkingen mogelijk maakt tussen ogenschijnlijke verschillende cases. In dit geval is er sprake van een vergelijking tussen verschillende regio’s met een eigen criminaliteit en veiligheidsbeeld. De methode is ‘structured’ omdat voor elke regio precies dezelfde set aan vragen wordt gesteld en dezelfde set aan meer specifieke methoden wordt gebruikt. Daarnaast is de methode ‘focussed’ omdat alleen relevante aspecten van de regio worden meegenomen.[484] Tenslotte stelt de methode in staat om een zinvolle vergelijking (comparison) mogelijk te maken.
De drie elementen (Structured, Focussed, Comparison) vormen de basis van het onderzoeksontwerp en worden weerspiegeld in de deelvragen. Deelvraag 1 brengt de noodzakelijke ‘focus’ aan door middel van een theoretisch kader. Deelvraag twee biedt een gestructureerde analyse van regio’s op basis van een beperkte set van focusvragen. Deelvraag drie betreft de synthese van de bevindingen en vergelijking van regio’s. Tevens worden verwachtingen geformuleerd aangaande de vraag welke veiligheidsthema’s, subregio’s of landen en typen actoren de komende vijf jaar in het bijzonder van belang zullen zijn voor de Nederlandse politie.
Er wordt op twee manier focus aangebracht bij deelvraag 1. Ten eerste wordt er in kaart gebracht welke externe veiligheidstrends potentieel relevant zijn voor de Nederlandse politie. Dat is ingewikkeld. Het begrip criminaliteit is niet eenduidig, omdat het een construct betreft, dat gevormd wordt door, onder andere, wetgeving en beleid. Sommige delicten worden pas na enige jaren als delict erkend terwijl andere na verloop van tijd niet meer strafbaar gesteld zijn. Dit enigszins fluïde karakter van criminaliteit is relevant voor de internationale politiesamenwerking omdat prioriteiten kunnen wijzigen. Hoofdstuk 1 analyseert daarom de taakstelling van de Nederlandse politie en de daarmee samenhangende strategische en operationele doelen.
Een tweede manier om focus aan te brengen is de vraag naar de manier waarop externe veiligheid doorwerkt op interne veiligheid: op welke manier ondervindt de Nederlandse politie de effecten van veiligheidsontwikkelingen buiten Nederland? Hoofdstuk 2 onderscheidt een viertal typen links tussen interne en externe veiligheid/criminaliteit - logistieke, sociale, digitale en culturele connecties - en formuleert, op grond van wetenschappelijke literatuur en veiligheidsanalyses, enkele hypothesen over de aard van deze links. De typologie en hypothesen vormen een kader voor de beantwoording van de vraag in hoeverre en op welke manier veiligheidsproblemen in de verschillende wereld-regio’s doorwerken in Nederland. Op basis van beide keuzes is een gefocuste analyse mogelijk van deelvraag 2
Bij de beantwoording van deelvraag twee wordt de analyse op verschillende manieren gestructureerd. Ten eerste is gekozen voor deelstudies per wereldregio. De analyse- en onderzoeksagenda van de Nederlandse politie is in de eerste plaats thematisch geordend. Met de keuze voor een geografische ordening voor deze studie worden geografische verbanden tussen de verschillende criminaliteits- en veiligheidsthema’s inzichtelijk gemaakt. Zo komt bijvoorbeeld in beeld welke verschillende criminaliteitsthema’s gerelateerd zijn aan een bepaald land of aan een bepaalde regio. Een geografische ordening sluit bovendien aan bij de praktische besluitvorming die mede op grond van dit onderzoek gestalte zal krijgen: waarbij de vraag op welke landen deze samenwerking zich met prioriteit moet richten cruciaal is. De analyse is opgeknipt in 5 deelanalyses van wereldregio’s, in aansluiting op de beleidsherijking van de afdeling Internationale Samenwerking (AIS) waarbij de oorspronkelijke beleidskeuze om met een beperkt aantal landen (16) strategische samenwerking aan te gaan, langzamerhand plaatsmaakt voor een regionale aanpak. De volgende wereldregio’s worden onderscheiden:
Europa (hoofdstuk 3)
Midden-Oosten – Noord-Afrika (hoofdstuk 4)
Overig Afrika (hoofdstuk 5)
Amerika’s (hoofdstuk 6)
Overig Azië en Oceanië (hoofdstuk 7)[485]
Een tweede manier om de analyse te structureren is het behandelen van drie separate onderwerpen/vragen in elke regio-studie. Waar vraag één en twee direct volgen uit de focus zoals aangebracht in deelvraag 1, is vraag 3 vooral van belang om een eerste inventarisatie te maken van de typen actoren die een belangrijke rol spelen in de aanpak van de problemen in de regio.
Een derde manier om de analyse te structureren is door afzonderlijke aandacht te besteden aan de criminaliteitstrends en de bredere veiligheidstrends. In paragraaf 4 worden de diverse deel-methoden toegelicht die zijn gebruikt in deze analyses. Grofweg is door middel van literatuurstudie en interviews vastgesteld welke criminaliteitstrends in elke regio spelen, en zijn veiligheidstrends veelal kwantitatief waargenomen (corruptie, functionerende rechtstaat, migratie en de mate van stabiliteit, o.a. protesten, conflicten en geweld). Voor criminaliteitstrends is door middel van voorbeelden gezocht op welke manier deze factoren an sich van invloed zijn op Nederland. Voor de bredere veiligheidstrends is vooral gezocht naar de invloed op criminaliteit en terrorisme hoewel bij gebrek aan empirisch onderzoek deze relatie goeddeels onbekend bleek. Waar mogelijk zijn ze met de nodige voorzichtigheid gebruikt voor een inschatting van de ontwikkelingen van geconstateerde dreigingen gedurende de komende vijf jaar.
De beantwoording van onderzoeksvraag 3 tenslotte volgt logischerwijs uit de voorgaande hoofdstukken. Ten behoeve van de vergelijking en verdere analyse is gebruik gemaakt van score-cards, die een samenvatting bieden van de antwoorden op deelvraag 2.
Elke scorecard geeft de belangrijkste regionale dreigingen weer op het gebied van criminaliteit, terrorisme, openbare orde en nieuw te verwachten dreigingen (op basis van een horizon-scan zie onder). Vervolgens is gescoord of er sprake is van een link met Nederland, wat de aard van de link is en welke impact Nederland mogelijk kan ondervinden (“aard impact"). Door middel van deze scorecards is een snelle vergelijking mogelijk tussen de verschillende regio’s.
Bij het beantwoorden van deelvraag 2 wordt gebruikt gemaakt van drie deelmethoden: 1) trendanalyses; 2) een horizon scan; 3) semi-structured interviews. Deze paragraaf ligt het gebruik toe van elke afzonderlijke methode.
Deze studie is naast een beschrijving van een bestaand criminaliteits- en veiligheidsbeeld ook een voorzichtige toekomstverkenning op basis van bestaande trends. Daarmee beweegt deze studie zich op het terrein van forecasting. Hoewel de forecasting-discipline een groot aantal methoden herbergt kunnen er grofweg twee algemene benaderingen worden onderscheiden: een statistische en een expertbenadering.[486] In een statistische benadering worden concepten vertaald in meetbare eenheden. Vervolgens worden ofwel (bi-variate) time-series geëxtrapoleerd, ofwel meer complexe causale modellen ontwikkeld op basis van een groot aantal variabelen. In een expertbenadering worden expert-inschattingen gebruikt om inschattingen te maken over de toekomst. Elke benadering heeft voor- en nadelen. Een statistische benadering kan goed trends identificeren maar heeft problemen met niet-kwantificeerbare vraagstukken en is afhankelijk van betrouwbare data. Een expertbenadering kan juist goed omgaan met moeilijk observeerbare indicatoren maar experts zijn vatbaar voor systematische vooroordelen en verkeerde inschattingen.[487]
Vanwege de inherente onbetrouwbaarheid van data op het gebied van criminaliteit en het gebrek aan duidelijke data over relaties tussen externe en interne veiligheid, kiest deze studie voor een expertbenadering. Clingendael heeft ervaring met kwalitatieve forecasting en heeft daartoe de Structured Expert Approach ontwikkeld. Deze methode stelt experts in staat om vooroordelen te reduceren en evidence-based trendanalyses te maken. Deze studie gebruikt onderdelen uit de Structured Expert Approach; in het bijzonder de golden rule en een wisdom of the crowd techniek. De Golden Rule stipuleert dat forecasts conservatief zijn en suggereert het principe om twee keer zover terug te kijken als men vooruit poogt te kijken.[488] In deze studie is gebruik gemaakt van kwalitatieve informatie uit de afgelopen tien jaar (op basis van het corpus) en tienjarige datareeksen voor de kwantitatieve indicatoren ten behoeve van de bredere veiligheidscontext. Daarnaast helpen Wisdom of the crowd technieken om expert bias te voorkomen door auteurs meerdere perspectieven mee te laten wegen in inschattingen over de toekomst.[489] In deze studie is daarom gebruik gemaakt van de inschattingen van vier experts per regio’ s door middel van interviews.
Een tweede deelmethode is het gebruik van horizon-scanning technieken om nieuwe dreigingen met impact voor Nederland te identificeren. Horizon-scanning wordt gedefinieerd als een systematische analyse van mogelijke dreigingen die aan de randen staan van het huidig denken en plannen.[490] In deze analyse heeft de horizon scan een dubbele functie. Enerzijds is de scan bedoeld om bestaande problemen te identificeren die niet tot de hoofdthema’s behoren van de analyse (en die als het waren aan de randen van het denken liggen). Anderzijds is de scan bedoeld om geheel nieuwe problemen te identificeren die opdoemen aan de horizon.
Er bestaat een grote hoeveelheid aan specifieke methoden voor horizon-scanning.[491] Deze methoden kunnen grofweg worden onderverdeeld op basis van de onderliggende bronnen. Voor het identificeren van bestaande problemen gebruikt deze studie een handmatige scanning van de al gebruikte literatuur.[492] Een beperking is dat handmatige scanning minder goed in staat is om nieuwe trends op te pikken. Om dit te ondervangen wordt gebruikt gemaakt van drie andere methoden: a) een analyse van belangrijke nieuwe onderwerpen op mondiale en regionale bijeenkomsten en rapporten van opsporingsinstanties over het afgelopen jaar over criminaliteit[493]; b) De Clingendael Foresight Survey; c) en interviews met liaisons en regionale experts.
Ten behoeve van de interviews werden twee type geïnterviewden gezocht: experts en Nederlandse politiefunctionarissen. Voor elke regio is gekozen voor een interview met vier experts: twee security experts en twee Nederlandse politiefunctionarissen, die zijn uitgezonden naar de bewuste regio. De politiefunctionarissen zijn geselecteerd in samenspraak met de Teamchef van de Liaison Officers en de CISAP[494] van de politie, waarbij gezocht is naar een zo representatief mogelijk beeld voor de hele regio. Experts daarentegen werden geselecteerd aan de hand van de ‘Global Go To Think Tank Index Report’ (2015) in het bijzonder onder Europese denktanks (Chatham, DIIS, CIDOB, ECFR, Egmont, FRS, IFRI, DGAP, SWP, IISS, IRIS, ISPI, IAI, PISM, RUSI). In algemene zin werd gezocht naar experts die kennis hadden van een zo groot mogelijk deel van de regio en/of een zo groot mogelijk deel van het spectrum van politiegerelateerde veiligheid (criminaliteit, terrorisme, openbare orde).
In een interview setting is vertrouwen tussen onderzoeker en respondent van belang voor de uitkomsten.[495] Om vertrouwen te versterken is gekozen voor twee benaderingen. Ten eerste werden interviews uitgevoerd door de hoofdonderzoeker of werden introducties door de hoofdonderzoeker verzorgd in het geval van interviews door andere onderzoekers. Ten tweede is gekozen om interviews in een relatief laat stadium van het onderzoek uit te voeren: dit stelde de onderzoekers in staat om goed ingevoerd te zijn in de materie en daarmee een geloofwaardige counterpart te zijn voor de respondenten.[496] Met uitzondering van één regio werden alle interviews uitgevoerd door de desbetreffende auteur.
De interviews werden opgezet als semi-structured interviews. Deze interviewmethode geeft richting aan de interviews en stelt de onderzoeker in staat om uitkomsten van het interview onderling met elkaar te vergelijken.[497] Concreet werd er gewerkt met een vooraf vastgestelde lijst van vragen waarin afwisselend grand-detour (open) en afgebakende (gesloten) vragen werden gesteld. Tijdens de daadwerkelijke interviews hebben auteurs in de meeste gevallen beide typen vragen gesteld. Waar gewenst werd anonimiteit gewaarborgd. De volgende vragenlijst werd gebruikt: .
Ter beantwoording van de deelvragen gebruikt deze studie voornamelijk kwalitatieve bronnen en specifieke kwalitatieve methoden. Omdat keuzes ten aanzien van bronnen en specifieke methoden de onderzoeksuitkomsten beïnvloeden worden deze keuzes kort gemotiveerd en toegelicht.
Omwille van de hanteerbaarheid is daarom gekozen voor een beperkte set van kwalitatief hoogstaande geschreven bronnen, aangevuld met enkele interviews. Hoewel dit beperkingen oplevert (zoals: wordt wel al het relevante materiaal meegenomen), wegen deze beperkingen niet op tegen de voordelen: transparantie, reproduceerbaarheid, een a priori gelijke behandeling van regio’s en de mogelijkheid van een ‘brede analyse’ door een afgebakende set aan bronnen.
De selectie van bronnen ten behoeve van de criminaliteitsbeeldanalyses vond plaats conform de volgende procedure: 1) de hoofdauteur stelde een lijst van publicaties van de belangrijkste regionale en mondiale organisaties op 2) auteurs van de regiostudies selecteerden vervolgens maximaal drie veelgeciteerde bronnen om de belangrijkste thema’s verder te verdiepen; 3) er werd gebruik gemaakt van vier interviews per regio.