Het taakveld van een nationaal politiekorps wordt door vele factoren bepaald. De laatste jaren wordt steeds duidelijker hoe sterk de nationale veiligheidseffecten kunnen zijn van ontwikkelingen die zich voordoen in het buitenland. Denk bijvoorbeeld aan de jonge moslims die hun Nederlandse wijk verruilen voor de slagvelden van Syrië of denk aan de effecten van de couppoging in Turkije. Veiligheidsstudies en criminaliteitsanalyses die richting moeten geven aan de activiteiten van de politie, hanteren doorgaans een nationaal perspectief op veiligheid, ook in het geval van analyses die zich concentreren op internationale aspecten van de politietaak. In deze studie staan ontwikkelingen binnen het politiedomein in het buitenland centraal, alsmede de manier waarop deze ontwikkelingen raken aan de taakstelling van de Nederlandse politie.

Voor een beter begrip van de zogenaamde nexus tussen interne en externe veiligheid stellen de auteurs aan de hand van wetenschappelijke literatuur en veiligheidsanalyses een vereenvoudigd theoretisch ordeningskader voor, dat vier typen connecties onderscheidt die zich tussen interne en externe veiligheidsproblemen kunnen voordoen. Voor elk van de typen zijn één of twee hypotheses geformuleerd over de werking van de connectie.

Connecties interne/externe veiligheid

Omschrijving

Hypotheses

Logistieke connecties

Irreguliere of illegale goederen of personen verplaatsen zich fysiek van A naar B

Criminele handel lift mee met reguliere goederenstromen, verkeer van personen of financiële stromen

Sociale connecties

Criminele actoren, terroristen, faciliteerders of (potentiële) slachtoffers uit verschillende landen kennen elkaar

Reis- en migratiebewegingen en aanwezigheid etnische minderheden faciliteren de organisatie van criminaliteit en terrorisme

Digitale connecties

Digitale verbondenheid versterkt logistieke, sociale of culturele connecties, brengt vraag en aanbod van illegale goederen of diensten samen en cyberspace biedt gelegenheid voor criminaliteit

Aansluiting op internet en social media versterken sociale connecties die organisatie van criminaliteit en terrorisme kunnen bevorderen

Sophisticated digital skills bevorderen high tech cybercrime

Culturele connecties

Grensoverschrijdende culturele verwantschap

Grensoverschrijdende culturele verwantschap tussen groepen kan leiden tot spill-over of besmettingseffecten: het kopiëren van gedragingen in de criminele, terroristische of openbare orde-sfeer

Een veiligheidsverkenning per continent fungeert als eerste toetsing van dit ordeningskader. Het doel van het ordeningskader is meer inzicht te krijgen in de aard van de nexus interne/externe veiligheid en daarmee bij te dragen aan de internationale strategie van de Nederlandse politie. Het bredere doel van deze studie is te verkennen welke internationale veiligheidsontwikkelingen relevant zijn voor de besluitvorming omtrent de inzet van het instrumentarium van internationale samenwerking van de Nederlandse politie.

Doelstelling van deze studie

Verkennen welke internationale ontwikkelingen als relevant kunnen worden beschouwd voor de besluitvorming ten aanzien van internationale samenwerking door de Nederlandse politie.

Om aan deze doelstelling te voldoen, beschrijft dit rapport de dominante ontwikkelingen op het gebied van veiligheid en criminaliteit in verschillende geografische regio’s, om vervolgens te onderzoeken welke verbanden er zijn met de Nederlandse veiligheidssituatie. Van de relevant bevonden veiligheidsontwikkelingen wordt geschetst welke typen (lokale) actoren een prominente rol spelen in de aanpak. De studie gaat niet in op de vraag welke instrumenten, of welke vormen van IPS, zich het beste lenen voor de aanpak van specifieke thema’s. Een meer uitgebreide beschrijving van de onderzoeksmethodiek van deze studie is opgenomen in bijlage 1.

De volgende onderzoeksvragen zijn geformuleerd:

Centrale vraag

Welke ontwikkelingen op het terrein van externe veiligheid zijn te relateren aan de Nederlandse politietaken en hebben relevantie voor de inzet van de instrumenten van internationale politiesamenwerking die de Nederlandse politie tot haar beschikking heeft?

Deelvragen

1.
Welke (strategische en operationele) doelen worden volgens het voor de Nederlandse politie relevante beleidskader gediend met internationale politiesamenwerking?
2.
Welke politiegerelateerde veiligheidsontwikkelingen en welke statelijke en niet-statelijke actoren kunnen worden geïdentificeerd in de vijf mondiale regio’s die in het heden en/of de komende 5 jaar van invloed kunnen zijn op de taakstelling van de Nederlandse politie en de inzet van het IPS-instrumentarium?
a)
Welke regio’s of landen spelen bij deze ontwikkelingen een voorname rol?
b)
Welke typen actoren zijn betrokken bij de aanpak van de beschreven mondiale veiligheidskwesties en zijn in potentie relevant voor de internationale samenwerking door de Nederlandse politie?

Onderzoeksvraag 1 wordt behandeld in het eerste hoofdstuk en is instrumenteel aan onderzoeksvraag 2. Het verkrijgen van zicht op beleidsdoelen en -terreinen die internationale samenwerking behoeven, helpt bij het beoordelen van de mate waarin externe ontwikkelingen op het gebied van veiligheid en in het bijzonder criminaliteit voor de Nederlandse politie van belang zijn. Uitgangspunt is daarbij de brede politietaakstelling, zoals geformuleerd in de Politiewet van 2012. Op grond van deze Politiewet en de Wassenaarnotitie, die de grondslag vormt voor het nog jonge nationale politiekorps, kunnen de taken van de politie worden samengevat als: strafrechtelijke rechtshandhaving, handhaving van de openbare orde en het verlenen van noodhulp,‍[5] waarbij strafrechtelijke rechtshandhaving bestaat uit het voorkomen en bestrijden van criminaliteit en terrorisme (criminele handelingen met een terroristisch oogmerk). Afgeleid van de wettelijke taken van de politie, onderscheidt deze analyse drie domeinen waarbinnen de politie haar taken uitvoert, te weten criminaliteit, terrorisme en openbare orde.‍[6]

Voorafgaand aan de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag, wordt in hoofdstuk 2 op basis van een literatuurverkenning een conceptueel kader geïntroduceerd aan de hand waarvan wordt uitgewerkt welke typen verbanden zich in theorie kunnen voordoen tussen veiligheidsontwikkelingen in verschillende geografische gebieden. Dit kader is bedoeld als instrument om inzicht te krijgen in de vraag welke veiligheidsontwikkelingen elders ter wereld relevant zijn voor de Nederlandse politie.

In de hoofdstukken 3 t/m 7 wordt vervolgens in drie stappen de tweede onderzoeksvraag beantwoord, aan de hand van deelanalyses per wereldregio die samen een geografisch dekkend beeld bieden. Een nadere uitwerking van de deelvragen is te vinden in de methodologische verantwoording, zie bijlage 1. In de eerste stap geven de deelanalyses een schets van de belangrijkste dreigingen voor de regio op het gebied van criminaliteit en terrorisme en de relevante veiligheidscontext waarin deze dreigingen zich afspelen. In de tweede stap van de regioanalyses wordt het regionale veiligheidsbeeld gerelateerd aan dat van Nederland. Externe ontwikkelingen op het gebied van (de aanpak van) veiligheid of criminaliteit worden relevant geacht voor de Nederlandse politie als aannemelijk is dat zij de komende 5 jaar een aanzienlijk (positief of negatief) effect kunnen hebben op criminaliteit, terrorisme of op de openbare orde in Nederland. De derde stap geeft voor de veiligheidsissues die voor de Nederlandse politie relevant zijn bevonden, weer welke typen actoren in de regio een prominente rol spelen in de aanpak.

De hoofdstukken 3 tot en met 7 behandelen de volgende wereldregio’s: ‍[7]

Europa

Midden-Oosten – Noord-Afrika

Midden- en Zuidelijk Afrika

Overig Azië en Oceanië

De Amerika’s

Hoofdstuk 8 bevat de synthese van de regioanalyses, waarin antwoord wordt gegeven op de centrale vraag. De voor dit onderzoek gekozen methodologie en de voornaamste bronnen die zijn gehanteerd, staan beschreven in bijlage 1. Bijlage 2 bevat tabellen, kaarten en grafieken die een beeld geven van de achtergrond waartegen in elke regio de veiligheidsontwikkelingen zich afspelen.

Het rapport dat voor u ligt, is nadrukkelijk een verkennend onderzoek: op grond van een besloten corpus aan literatuur en interviews zijn op hoofdlijnen de meest relevante externe dreigingen en ontwikkelingen in kaart gebracht.‍[8] Het rapport is bedoeld om in samenhang met andere studies als input te dienen voor een goed gefundeerde besluitvorming ten aanzien van internationaal politiebeleid.‍[9]

Nadere afbakening

Doelen internationale politiesamenwerking

Politiesamenwerking met internationale partners vindt zowel in multilateraal (bijvoorbeeld bij Europol, Interpol of de VN), als in bilateraal verband plaats, maar ook samenwerking met NGO’s, wetenschappelijke of kennisinstituten of met het bedrijfsleven kan instrumenteel zijn voor de doelen van de politie in relatie tot het buitenland. Voorbeelden van soorten doelen die met politiesamenwerking met het buitenland gediend kunnen worden, zijn het bevorderen van operationele samenwerking, het afstemmen van strategische doelstellingen met partnerorganisaties of bijdragen aan Security Sector Reform (SSR) of Capacity Building in (post-) crisis- of conflictgebieden. Afhankelijk van de doelen en het verband waarin IPS plaatsvindt, dienen zich verschillende instrumenten aan, zoals de plaatsing van (flexibele) liaison officers, geaccrediteerd voor operationele samenwerking met bepaalde landen; projectmatige vormen van samenwerking om een bepaalde thematiek aan te pakken; het organiseren van expert meetings, etc. Maar ook het aangaan van strategische allianties met buitenlandse partners, voor het optimaliseren van de uitwisseling van bijvoorbeeld kennis, informatie, competenties en netwerken of om gemeenschappelijk internationale veiligheidsvraagstukken aan te pakken, behoort tot de mogelijkheden. Dit instrumentarium maakt geen deel uit van de analyse, het afwegingskader voor de inzet van het instrumentarium, waar dit rapport aan bijdraagt, wel.

Voor de analyse van relevante trends en ontwikkelingen zijn in beginsel alle organisatievormen en doelen wat betreft de internationale inzet van Nederlandse politiemensen relevant, mits IPS met veiligheidsproblematiek op Nederlands grondgebied in verband kan worden gebracht. Deze afbakening brengt mee dat de inbreng van de Nederlandse politie in buitenlandse (vredes-)missies alleen onder het in dit onderzoek bedoelde instrumentarium van IPS valt, voor zover deze te relateren is aan de (toekomstige) binnenlandse taakstelling van de politie. Wanneer alle politie-inzet in dergelijke missies zou worden meegenomen in de analyse, dan zouden in beginsel alle crisissituaties en conflicten in de wereld relevant worden en verliest de analyse haar focus.‍[10]

Beleidsprioriteiten Nederlandse politie

De deelterreinen die conform het huidige politiebeleid zijn geprioriteerd geven een meer gedetailleerd beeld van ‘wat relevant is voor de Nederlandse politie’. Hoofdstuk 1 gaat nader in op het IPS-instrumentarium en op de prioriteiten die bij de inzet van dat instrumentarium een rol spelen. Maar uiteraard kunnen ook veiligheidskwesties die thans nog niet op de agenda staan, relevant zijn of worden. Deze zullen door middel van een horizon scan in de analyse worden meegenomen.‍[11]

Juridische mogelijkheden IPS

Een belangrijk aspect van internationale politiesamenwerking, dat in het rapport slechts zijdelings is behandeld, is de internationale uitwisseling van politiële en justitiële informatie. De doelstelling en onderzoeksvragen richten zich niet op de (juridische) mogelijkheden om met statelijke of niet-statelijke actoren tot informatie-uitwisseling te komen. Wel komt in de beantwoording van onderzoeksvraag 2b aan bod welke typen actoren over een voor de politie relevante informatiepositie beschikken, bij wijze van grove mapping.

Context

De vraagstelling en aanpak van dit onderzoek zijn nauw verwant aan de doelstelling van de Clingendael Strategische Monitor (CSM). Dit eens in de vier jaar verschijnende rapport, met jaarlijkse updates en verdiepingsstudies op deelthema’s, voorziet in een omvattende analyse van de situatie in de wereld, in termen van stabiliteit en machtsverhoudingen, voor zover voor Nederland en de Europese Unie van belang. De volgende editie van deze Monitor verschijnt begin 2017. Waar mogelijk is voor dit rapport aansluiting gezocht bij de bronnen en methodiek van de CSM.

Directoraat-Generaal Politie, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Visie op de politiële taakuitvoering:de invloed van globalisering, netwerksamenleving, digitalisering, technologisering en het gebruik vanintelligence in het veiligheidsdomein (2016).
De taken ‘verlenen van noodhulp’ en ‘handhaving van de openbare orde’ liggen beide binnen het veiligheidsdomein openbare orde en zijn daarom onder één noemer samengebracht.
Deze regio-indeling sluit aan op de indeling die bij de afdelingen AIS en het LIRC van de politie worden gehanteerd.
Zie bijlage 1 Methodologie.
In de eerste plaats zijn dit de jaarlijkse analyse ´Criminele Relaties tussen Nederland en andere landen’, de geplande evaluatie van het rendement van de bestaande liaisonposten en strategische allianties, het Nationaal Dreigingsbeeld Terrorisme en het Nationaal Dreigingsbeeld Georganiseerde Criminaliteit, dat verschijnt in 2017.
Deze afbakening laat onverlet dat met politie-inzet in multilaterale crisisbeheersingsmissies in het buitenland wel degelijk doelen gediend kunnen worden die geen relatie hebben met de nationale (Nederlandse) veiligheid. In artikel 90 van de Grondwet heeft de overheid zichzelf tot taak gesteld de internationale rechtsorde te bevorderen, zonder daarbij te specificeren of activiteiten die hiertoe worden ondernomen in relatie moeten staan met nationale veiligheidsbelangen. Verg. Franca van der Laan, Luc van de Goor, Rob Hendriks et al., ‘The future of police missions’, Clingendael report (februari 2016).
Zie bijlage 1 over de methodologie.