EU Forum

Verhofstadt en Cohn-Bendit begaan de volgende historische blunder

18 Oct 2012 - 00:00

Verhofstadt en Cohn-Bendit stelden dat de lidstaten op moeten gaan in een "Europese staat" anders zal de euro verdwijnen. Omdat ze lidstaten als obstakel zien kunnen ze niet begrijpen dat juist sterkere lidstaten een vereiste is voor de euro en voor Europese integratie, meent Adriaan Schout.

De opmars richting 'verdiepte integratie' is in alle heftigheid begonnen. De contouren van de oplossingen van de eurocrisis zijn na jaren van onderhandelingen vastgelegd in onder andere een extra begrotingsverdrag ('fiscal compact') en het 6pack. De kern hiervan is dat er strikter toezicht is op het economisch beleid van lidstaten en er is een onafhankelijke Commissaris aangesteld die nationale begrotingsplannen controleert. Terecht stellen velen dat dit nog niet genoeg is.

Jammer - en gevaarlijk - echter dat de huidige discussie gaat richting de Europese staat. Verhofstadt en Cohn-Bendit schetsen de nationale staat als obstakel tegen groei en tegen de euro. Dit sluit aan op de discussies op allerlei niveaus over diepere integratie. De Voorzitter van de Europese Commissie, Jose Manuel Barroso, heeft er in zijn recente Staat van de Unie voor het Europese Parlement ook geen doekjes om gewonden: Europese integratie moet verder gaan, en niet zo'n beetje ook. De burger moet anders gaan denken en federalisering accepteren.

Ook zijn de voorzitters van de ECB, Europese Commissie, de eurogroep, en de Europe Raad van regeringsleiders ('de vier presidenten') bezig plannen te schrijven voor verdiepte integratie. De regeringsleiders zullen zich de komende weken over deze plannen buigen. De 'presidenten' bepleiten een politieke unie waarin lidstaten vergaande zeggenschap afstaan en ideeën circuleren inmiddels voor een Europese minister van financiën, een soort Economische Zaken ministerie en Europese belastingen. Als er Europese ministers komen en meer zeggenschap op EU niveau komt dan moet, in hun ogen, ook het Europese parlement versterkt worden inclusief de creatie van Europese politieke partijen.

Met deze plannen lijkt een referendum over een nieuw Europees verdrag onvermijdelijk. Om te voorkomen dat de Europese burgers verdiepte integratie weer zullen afwijzen bepleit Barroso de noodzaak van maatschappelijke discussies en zoeken Verhofstadt en Cohn-Bendit de media.

Deze pleidooien tot verdiepte integratie zijn echter gevaarlijk en zullen waarschijnlijk averechts werken. Het draagvlak voor verdere integratie onder de Europese bevolkingen kan niet overschat worden. Rajoy in Spanje probeert Europese zeggenschap buiten de deur te houden, in Duitsland groeit het EU-sceptische sentiment, Frankrijk is traditioneel kritisch over verdere centralisatie, en het voor Nederland belangrijke Verenigd Koninkrijk zal de EU nog meer de rug toe keren als het F-woord op de agenda komt. Ook de verkiezingsuitslag in Nederland, met de groei van de VVD, betekent dat er wel steun is voor meer samenwerking maar niet voor elke vorm van diepere integratie. Totaal verschillende landen met onvergelijkbare problemen zullen zich afzetten tegen federalisering.

Ten tweede, voordat gesproken wordt over verdiepte integratie ('meer Brussel') mag niet voorbijgegaan worden aan het feit dat veel van de euro-problemen ontstaan zijn omdat nogal wat nationale overheden in de eurozone onderontwikkeld zijn. De euro is alleen houdbaar als landen voldoende bestuurscapaciteiten hebben. Lidstaten hebben zich echter nooit met elkaars openbaar bestuur willen bemoeien. Geen land wil van Brussel of van andere lidstaten horen hoe het zijn bestuur moet inrichten, dat pensioensystemen falen of dat hun politieke partijen onbetrouwbaar en ondoorzichtig zijn. Toch hebben lidstaten onafhankelijke en betrouwbare statistische bureaus en CPB-achtige instellingen nodig, moet de belastinginning functioneren, zijn dereguleringsbureaus en toezicht op administratieve lasten essentieel, moet sociaal overleg lopen en rechtsstatelijkheid gegarandeerd zijn, enz. Wil een land functioneren dan zijn sociaal-economische instellingen en onafhankelijke nationale toezichthouders onontbeerlijk, inclusief transparante lagere overheden en betrouwbare politieke partijen.  

Ten derde, zonder sterke lidstaten krijgt Brussel per definitie de zwartepiet. Federale ministers die waken over economie en financiën in lidstaten zullen wantrouwen jegens 'Brussel' vergroten omdat zij lidstaten steeds terecht moeten wijzen als die zelf hun economieën niet kunnen hervormen.

Dit betekent dat er wel degelijk Europese agenda's nodig zijn. De huidige problemen in de EU dwingen ons allereerst na te denken over het functioneren van de lidstaten. Lidstaten en de EU Commissie moeten komen tot een beoordeling van essentiële sociaal-economische bestuurscapaciteiten in EU lidstaten. Nederland zou hiertoe initiatieven kunnen nemen - maar dan moeten wij ook onze manieren van werken ter discussie willen stellen. Daarnaast zijn vooral concrete wetgevingsvoorstellen nodig bijvoorbeeld om bankentoezicht te regelen ook in de lidstaten.

Het beoordelen van elkaars bestuurssystemen en politieke organen is misschien minder sexy voor federalisten dan hoogdravende institutionele debatten over Europese ministers en Europese partijen. Toch zal juist dit leiden tot oplossingen, een werkbare basis voor de euro en daarmee tot draagvlak.

Als de Europese politici en leiders een debat willen over verdiepte integratie moeten ze ook openstaan voor opties om lidstaten te versterken in plaats van te ondergraven.


Bovenstaande opinie is geplubliceerd in het NRC Handelsblad van maandag 8 oktober 2012.